Bij een gestroomlijnde samenwerking neemt een architect een interieurarchitect in de slipstream mee, zodat beiden hun doel beter bereiken. Zo’n een-tweetje vergt echter loslaten en scherpe communicatie, zo weten ook architect Daan Font Freide van RoosRos Architecten en Luc Scholten, mede-eigenaar van Sprank Interieurprojecten.
RoosRos Architecten en Sprank Interieurprojecten zijn na meerdere projecten die samen zijn gerealiseerd allang geen vreemden meer voor elkaar. Zo sloegen de partijen de handen ineen bij nieuwbouw van Koni in Oud Beijerland en het Nederlandse hoofdkantoor van bouwgigant Besix in Dordrecht. Mooie projecten waarbij de architecten uit Oud Beijerland en de interieurarchitecten uit Rotterdam zowel plan als uitvoering naar een hoger niveau konden tillen.
“Ik zie zulke samenwerking als twee auto’s die bij elkaar in de slipstream rijden. De een trekt de ander echt mee, terwijl de ander er juist ook voor zorgt dat die weer makkelijker en beter rijdt”, vertelt Daan Font Freide. “Of noem het één plus één is drie.”
“Om eerlijk te zijn: het is echt doodeng en spannend om te kunnen vragen: kijk je eens kritisch naar die binnenruimtes zoals wij ze hebben getekend? Het is een kwestie van loslaten.
Niet iedere architect zal meteen staan te springen om een andere partij eens kritisch te laten kijken naar wat je zoal gevonden en bedacht hebt. “Om eerlijk te zijn: het is echt doodeng en spannend om te kunnen vragen: kijk je eens kritisch naar die binnenruimtes zoals wij ze hebben getekend? Het is een kwestie van loslaten. Maar ook van vertrouwen. Je moet een persoonlijke klik hebben met de interieurarchitect met wie je werkt en ervan overtuigd zijn dat zij toch echt beter de ins and outs en de bits and bites van een goed werkend interieur kennen.”
“Wij moeten vanuit ons werk natuurlijk stevig kunnen onderbouwen waarom we iets doen”, voegt Luc Scholten, mede-eigenaar van Sprank toe. “Niet zomaar iets roepen, maar echt kijken naar de gebruiker. Uiteindelijk hebben zowel architect als interieurarchitect natuurlijk hetzelfde doel: dat de gebruiker er goed tot zijn recht komt.”
Zowel Daan als Luc voorzien een toekomst waarin de symbiose tussen architect en interieurarchitect steeds belangrijker wordt. “Je wint het vaak op details”, meent Daan. “En daarbij heb je echt de expertise van een bureau als Sprank nodig.”
Zo zijn akoestiek en klimaat doorslaggevende details. “Het binnenklimaat moet gewoon top zijn”, stelt Luc. “Je kunt wel een ontzettend hippe koffiebar in je kantoor hebben gemaakt, als het er te warm of te luidruchtig is, wil niemand er eigenlijk echt zijn. Bij zowel het vakgebied van Daan als dat van mij moet je dat heel scherp voor ogen houden.”
Sinds de coronacrisis kwamen er vraagstukken aan de oppervlakte waarop zowel architecten als interieurarchitecten oplossingen zullen moeten gaan verzinnen. De dynamiek van wie er op kantoor aanwezig is, wordt almaar flexibeler. “Je zag zo’n ontwikkeling al eerder met het aantal mensen dat parttime ging werken, waardoor de term FTE in het leven werd geroepen. Met de groei van het thuiswerken zouden we eigenlijk een nieuwe term moeten verzinnen om zicht te krijgen op de aanwezigheidsgraad binnen een bedrijf: want van die FTE’s kun je ook weer de uren afsnoepen dat mensen niet volledig op kantoor aanwezig zijn.”
“Je hebt een plek nodig waar kan worden gewerkt, maar ook waar mensen bij elkaar komen, zoveel is duidelijk”, meent Luc.
“Je hebt een plek nodig waar kan worden gewerkt, maar ook waar mensen bij elkaar komen, zoveel is duidelijk”, meent Luc. “Het grootste gevaar van de toegenomen flexibiliteit is dat je het groepsgevoel kwijtraakt. Dat je bijvoorbeeld geen RoosRossers en geen Sprankers meer overhoudt. Als je toch altijd thuis werkt en nooit collega’s ziet: waarom zou je dan niet om de haverklap overstappen naar een andere partij?”
Ruimte maken voor co-creatie is daarbij wat mij betreft een ontwikkeling die zowel Daan als Luc hard toejuichen. “Dat er op ieder kantoor niet alleen plekken voor de eigen medewerkers zijn, maar ook voor die van andere bedrijven, of zelfstandigen”, aldus Luc. “Zo maak je de werkplek interessanter en dynamischer. Bovendien is het niet alleen leuker, je steekt er meestal ook veel van op, wanneer iemand van een ander bedrijf eens een dagje bij jou op kantoor aan het werk is.”